Naar de inhoud van de pagina

3. Basic Functions and Terminology

In dit hoofdstuk worden de meest voorkomende functies van een mengpaneel uitgelegd en worden technische termen verduidelijkt.

Het volgende voorbeeld behandelt de belangrijkste punten:

Die wichtigsten Funktionen eines gängigen Mixers
De belangrijkste functies van een standaard mixer

Microfooningangen:

Hier worden microfoons of DI-boxen aangesloten.
Microfoons hebben een zeer laag uitgangsniveau en moeten daarom worden voorversterkt.
Dynamische microfoons en passieve DI boxen hebben geen voeding nodig.
Condensatormicrofoons en actieve DI-boxen wel. In de regel wordt deze geleverd via fantoomvoeding (+48V).

Lijningangen:

Lijnsignalen zijn “luider” dan microfoonsignalen. De lijningang is daarom minder gevoelig dan een microfooningang. Hier worden bijvoorbeeld keyboards, CD-spelers en gitaren aangesloten.

Speciale functie Hi-Z:

Instrumenten met actieve voorversterking kunnen zonder problemen worden aangesloten op een lijningang. Passieve instrumenten leveren minder uitgangsspanning. Hiervoor is er een Hi-Z ingang, die een hogere ingangsimpedantie en een hogere ingangsgevoeligheid heeft.

Inserts:

Een Insert is een zogenaamd “loop-in”. De Insert functioneert niet alleen als een output, maar ook als een input. Externe signaalprocessoren zoals compressors, gates en EQ's worden hier aangesloten. Er zijn speciale Insert kabels nodig om deze apparaten aan te sluiten.

Gain:

Als je elk instrument/apparaat op de juiste ingang hebt aangesloten, zul je nog steeds niveauverschillen opmerken. De zanger zingt stiller dan de bassist, wiens stem op zijn beurt stiller is dan het signaal van de basversterker.
Gain wordt gebruikt om deze niveauverschillen te egaliseren voor het mixen.

EQ (Equalizer):

Als het ingangssignaal niet optimaal klinkt, kun je het egaliseren met een EQ. Als de stem te gedempt klinkt, kun je meer hoge tonen toevoegen. Als de basdrum geen fundament heeft, verhoog dan de bas op de EQ.
Eenvoudige EQ's hebben twee of drie banden met vaste frequenties. EQ's op professionelere mixers zijn vaak semi- of volledig parametrisch. Naast de gain (d.w.z. de mate van versterking of verzwakking) kun je ook de middenfrequentie en bandbreedte of kwaliteit van de filters aanpassen om het signaal nog preciezer te verwerken.

Aux Sends:

Als je je ingangssignaal niet alleen hoorbaar wilt maken voor het publiek, maar bijvoorbeeld ook voor een monitorluidspreker of een in-ear hoofdtelefoon, kun je het naar een Aux sturen. Gebruik de potentiometer in de kanaalstrip (AUX SEND) om het niveau te bepalen waarop het naar de uitgang moet worden gestuurd. De monitor of hoofdtelefoonversterker wordt dan aangesloten op de corresponderende uitgang.

In een monitortoepassing wordt de Send meestal gedefinieerd als PRE-FADER. Het volume op de monitor is dan onafhankelijk van het volume op de hoofdluidsprekers. Als de stem stiller wordt gemaakt voor het publiek, blijft deze ongewijzigd op de monitor.

FX (Effecten):

Als de stem te “droog” klinkt, kun je er een effect (bijvoorbeeld galm of delay) aan toevoegen. Veel panelen hebben ingebouwde effectapparaten. Gebruik de FX-regelaar per kanaal (FX SEND) om te bepalen of en in welke mate het ingangssignaal naar het effectapparaat moet worden gestuurd. De FX RETURN-regelaar bepaalt hoeveel effect er in het algemene signaal moet worden gemengd. In de effectsectie zelf kun je instellen welk effect moet worden gebruikt. Op sommige consoles kun je hier ook verschillende effectparameters wijzigen.

Het principe blijft hetzelfde voor het inlussen van een extern effectapparaat. In dit geval moet de FX send uitgangsbus worden aangesloten op de ingang van het effectapparaat en de uitgang op een vrij kanaal op het paneel. Dit is dan de FX return.

De bus moet POST FADER zijn in een toepassing als FX Send, d.w.z. afhankelijk van het volume op de hoofdluidsprekers. Als je de stem stiller maakt, wordt er minder signaal naar de effectunit gestuurd. De verhouding tussen “droog” en effectsignaal blijft dus altijd gelijk.

Looping van een extern effectapparaat
Looping van een extern effectapparaat

Panorama/Balance:

Deze potentiometer wordt gebruikt om te bepalen waar het ingangssignaal moet worden verdeeld in het stereobeeld. Als je hem helemaal naar links draait, hoor je het signaal alleen links; als je hem helemaal naar rechts draait, hoor je het signaal alleen rechts. In de middenstand (12 uur) komt het signaal gelijkelijk uit beide uitgangen.

Mute:

Hier kun je het kanaal uitzetten.

PFL (Solo):

De Solofunctie van het mengpaneel helpt bij het stabiliseren (d.w.z. niveauverschillen compenseren met de Gain). Het ingangssignaal wordt rechtstreeks naar de hoofdtelefoonuitgang gestuurd (zonder afhankelijk te zijn van de faderinstelling van het kanaal). Vandaar de naam PRE FADER LISTENING (PFL). Bovendien wordt het ingangssignaal van het kanaal waarin de SOLO-functie is geactiveerd gevisualiseerd op het niveaudisplay.

Kanaalfader:

De schuifregelaars (Faders) per kanaal worden gebruikt om te regelen hoe “luid” het kanaal moet zijn. Microfoons, DI-boxen, gitaren enz. worden aangesloten op mono-ingangen. Stereosignalen bestaan uit een linker- en rechtersignaal. Apparaten zoals keyboards en spelers (zoals een mobiele telefoon, CD/MP3-speler, enz.) worden aangesloten op stereo-ingangen. In dit geval worden de twee signalen gemakkelijk bediend met slechts één fader.

Uitgangen:

Außer dem Hauptausgang (auch MAIN OUT oder MASTER genannt), gibt es an einem
Mischpult meist noch andere Ausgänge. Neben den schon genannten Sends für Bühnenmonitore oder Effekte, gibt es z.B. oft noch einen CONTROL ROOM oder MONITOR OUT für Lautsprecher am FOH oder die Zweitabhöre im Studio. Außerdem ist meist noch ein RECORD OUT an Bord, an dem z.B. ein Aufnahmegerät angeschlossen werden kann. An beiden Ausgängen liegt das gleiche Signal an, wie am Master. Im Falle des Control Room Ausgangs kann man die Lautstärke i.d.R. separat regeln, beim Record Out nicht.

Naast de hoofduitgang (ook wel MAIN OUT of MASTER genoemd) zijn er meestal nog andere uitgangen op een mengpaneel. Naast de eerder genoemde Sends voor podiummonitors of effecten, is er vaak een CONTROL ROOM of MONITOR OUT voor luidsprekers op FOH of de tweede monitor in de studio. Er is meestal ook een RECORD OUT aan boord waarop bijvoorbeeld een opnameapparaat kan worden aangesloten. Op beide uitgangen is hetzelfde signaal beschikbaar als op de Master. In het geval van de Control Room Uitgang kan het volume meestal apart worden geregeld, maar niet met de Record Out.

Subgroepen:

Boven een bepaald aantal kanalen kan het moeilijk zijn om alle signalen bij te houden. In dit geval is het zinvol om meerdere signalen samen te kunnen aansturen (bijv. alle drummicrofoons, alle achtergrondvocalen, alle blaasinstrumenten, enz.) Dit wordt gedaan via Subgroepen. Op sommige panelen kunnen de individuele ingangssignalen naar groepen worden gerouteerd door op een knop te drukken. Hier is een voorbeeld:

MST: Das Signal wird auf den Master geschickt
MST: Het signaal wordt naar de Master gestuurd

1-2: Het signaal wordt verzonden naar subgroepen 1 en 2

3-4: Het signaal wordt verzonden naar subgroepen 3 en 4

Uw contactpersoon